Dr. Inne Jan Rinkes

In memoriam*

Levensloop

Inne Jan Rinkes werd geboren in Joure waar zijn vader grossier was in grutterswaren. Na in 1899 het einddiploma H.B.S. met vijfjarige cursus te Heerenveen te hebben gehaald, volgde hij enige tijd een opleiding voor ambtenaar bij de posterijen. Dit plan gaf hij echter op, om voor staatsexamen-B te studeren, hetgeen hij in 1902 aflegde. In September van dat jaar begon Rinkes met de studie van de scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam; na zijn doctoraalexamen was hij enige tijd assistent aan het organisch-chemisch laboratorium. De 24ste Mei 1910 promoveerde hij tot doctor in de Scheikunde bij professor A.F. Holleman op een onderzoek over de mono-halo-genering van phenol.

Na zijn promotie vervulde Rinkes verschillende betrekkingen bij het onderwijs, in 1911 was hij assistent aan de Veeartsenijkundige Hogeschool te Utrecht, daarna enige jaren leraar aan de Hogere Burgerscholen te Apeldoorn en Den Helder; hierop vervulde hij geruime tijd de betrekking van leraar aan de Rijks-Zuivelschool te Bolsward en gaf tevens les aan de H.B.S. te Harlingen.

Reeds gedurende zijn studietijd had Rinkes blijk gegeven van een grote wetenschappelijke belangstelling met een uitgesproken neiging voor synthetisch en preparatief organisch-chemisch werk. Hij bezat een grote kennis van de organisch-chemische litteratuur en een grote experimentele vaardigheid, die gesteund werd door taaie volharding en grote werkkracht. vertrek uit het universitaire milieu betekende voor hem dan ook niet het opgeven van wetenschappelijk werk. Reeds tijdens zijn werkzaamheid als leraar te Apeldoorn verrichtte hij een experimenteel onderzoek als vervolg op zijn dissertatie. Dat hij in het afgelegen Bolsward ver verwijderd was van de faciliteiten van Universiteitslaboratoria en bibliotheken belette Rinkes niet om in het laboratorium der Rijks-Zuivelschool onderzoekingen op zeer verschillend gebied te verrichten. Als het werk het nodig maakte zocht hij gastvrijheid in een Universiteitslaboratorium bijv. in het organisch-chemisch laboratorium te Leiden, waar hij ozoniseringsproeven uitvoerde in verband met zijn onderzoek over bixine.

In het tijdvak 1920 – 1926 komt er een onderbreking in de reeks van geregeld verschijnende publicaties. Rinkes was in die tijd werkzaam als chemicus bij de Firma A. Maschmeijer Jr., fabriek van synthetische reukstoffen en aetherische oliën te Amsterdam. Na enige jaren echter maakte hij zich uit dit vaste verband los en vestigde zich als raadgevend scheikundige. In zijn huis op de Amstelveenseweg had hij de gelijkvloers gelegen vertrekken ingericht tot een laboratorium, waar elke luxe ontbrak, doch waar al het nodige aanwezig was voor organisch-chemisch onderzoek. Rinkes wist met eenvoudige apparatuur goede resultaten te bereiken; hij verrichtte het meeste experimentele werk met eigen handen.

Zijn adviezen en werkzaamheden voor de industrie vormden de basis van zijn bestaan; hij breidde dit werk echter niet verder uit dan nodig was om te kunnen voldoen aan hetgeen hij als zijn levensopgave beschouwde: het vrije wetenschappelijke onderzoek. Tegenover materiële veraangenaming van het leven stond hij onverschillig, hij leefde eenvoudig en enigszins teruggetrokken. Uiterlijke successen zocht hij niet, wel was hij gevoelig voor waardering van zijn wetenschappelijke resultaten; de vergaderingen der organisch-chemische sectie van de Nederlandse Chemische Vereniging verzuimde hij nooit.

Rinkes was in 1922 gehuwd met mejuffrouw Annegien Gerhardt, die hem tot een grote steun is geweest en alles deed om het pad van haar man te effenen, begrijpend dat het wetenschappelijke onderzoek voor hem de vervulling van het levenstaak betekende.

De laatste levensjaren van Rinkes zijn moeilijk geweest. Tijdens de bezetting werkte hij o.a. een bereidingswijze voor cardiazol uit; naar hij mij vertelde had hij tijdens dit onderzoek een onbekende stof met zeer hoog stikstofgehalte en met explosieve eigenschappen in handen gekregen. Een kleine hoeveelheid van deze verbinding explodeerde op zeer hevige wijze; hoewel Rinkes uiterlijk niet gewond was, bleek het netvlies van het linkeroog te zijn losgelaten, hetgeen leidde tot verlies van het gezichtsvermogen van dat oog. Met grote geestkracht kwam Rinkes deze tegenslag teboven; toen in het laatste oorlogsjaar Amsterdam verstoken was van vervoermiddelen legde hij de lange weg van zijn huis naar de bibliotheek van het organisch chemisch laboratorium vaak te voet af.

Een zware slag trof Rinkes in de zomer van 1946 door het overlijden van zijn vrouw. Slechts langzamerhand vond hij na dit verlies zijn werkkracht terug. Helaas openbaarde zich daarna een kwaal, die tot operatief ingrijpen leidde; tengevolge van ingetreden complicaties overleed hij plotseling op 65-jarige leeftijd.

Door het heengaan van Dr. I.J. Rinkes heeft Nederland een onderzoeker verloren, die op het gebied der organische chemie voortreffelijk werk heeft verricht. Hij was het weinig voorkomende type van een wetenschappelijk werker, die zonder aan enige wetenschappelijke instelling verbonden te zijn uit eigen middelen zijn onderzoekingen bedreef en dit werk, dat zijn liefde had, tot zijn levenseinde voortzette. Zijn publicaties zullen zijn naam in onze wetenschap doen voortleven.

Wetenschappelijk werk

In een onderzoek over de halogenering van phenol, dat deel uitmaakte van de onderzoekingen van A.F. Holleman en zijn leerlingen, over de invoering van substituenten in de benzeenkern, werd o.a. bewezen, dat hierbij uitsluitend para-ortho-substitutie plaats vindt, en dat bij de bromering veel meer van het para-isomeer ontstaat dan bij de chlorering; de invloed van de temperatuur op de verhouding para: ortho is betrekkelijk gering. In aansluiting aan dit onderzoek werden enige aromatische fluorverbindingen bereid, o.a. p-fluorphenol, p-fluoranisol, p-fluornitrobenzeen en het moeilijk toegankelijke o-fluorchloorbenzeen.

Bixine

Over de structuur van deze plantaardige kleurstof was, toen Rinkes met zijn onderzoek begon, nog slechts weinig bekend, hoewel in de in 1910 verschenen dissertatie van J.F.B. van Hasselt belangrijke gegevens over deze stof waren gepubliceerd [van Hasselt, Rec. trav. chim. 30, 1 (1911)]. Beide onderzoekers verenigden zich spoedig tot gemeenschappelijke arbeid, waarbij door ozonisering van de methylester van bixine, (methylbixine) verschillende afbraakproducten werden gevonden, o.a. methylglyoxal, een verbinding, die als β-acetylacrylzure methylester werd geïdentificeerd, bovendien een stof van de samenstelling C8H10O5, waaraan de structuur van 1-formyl-2-methyl-1.3-pentadieenzure methylester toekomt, zoals later door Rinkes werd bewezen.

Deze fraaie onderzoekingen moesten tengevolge van verschillende omstandigheden onderbroken worden; de verkregen resultaten bleken echter in overeenstemming te zijn met de later door Kuhn en door Karrer opgestelde structuurformule voor bixine.

Voortbouwend op het werk van R.A. Weerman, met wien Rinkes bevriend was, ontstond een serie onderzoekingen over de inwerking van natriumhypochloriet op onverzadigde zuuramiden. Uit het amide van furfurylacrylzuur werd furfurylaceetaldehyde bereid; de methode werd ook toegepast op aliphatische α-β-onverzadigde zuuramiden. Bij de inwerking van natriumhypochloriet op het diamide van diaethylmalonzuur reageert slechts één CONH2-groep; als eindproduct ontstaat diaethylhydantoïne. Op analoge wijze werd uit het diamide van maleïnezuur uracil verkregen.

Derivaten van furaan

In verband met pogingen om door afbraak van 3-methylfuraan een dialdehyde van de samenstelling C5H6O2 te bereiden, dat Rinkes en van Hasselt als afbraakproducten van bixine hadden verkregen, verrichtte Rinkes systematische onderzoekingen over de nitrering van gesubstitueerde furanen. Uit 2-methylfuraan werd 2-methyl-5-nitrofuraan bereid; het bleek verder, dat het bij nitrering van furaan door Marquis verkregen nitrofuraan, het 2-nitrofuraan is.

Het 3-nitrofuraan werd door Rinkes bereid, uitgaande van 2-methyl-3-nitrofuraan-5-carbonzuur → 2-methyl-3-nitrofuraan → 3-nitrofuraan-2-carbonzuur → 3-nitrofuraan. In de loop van deze onderzoekingen werd de structuur van een aantal furaanderivaten vastgesteld, waardoor een belangrijke bijdrage tot de systematiek deze verbindingen werd gegeven.

Thiopheen derivaten

Uit de hieraan aansluitende onderzoekingen over de nitrering van thiopheen-2-carbonzuur bleek, dat de nitro-groep op de 4 plaats treedt; bij de nitrering van 2-methylthiopheen heeft substitutie op 5 en 3 plaats. Wij kunnen in dit overzicht niet verder ingaan op de onderzoekingen van Rinkes in de thiopheengroep, doch vermelden nog zijn elegante synthese van thiopheen-3-carbonzuur.

Pyrrool-derivaten

Op grond van onderzoekingen van Ciamician werd algemeen aangenomen, dat de nitrering van het ongesubstitueerde pyrrool niet mogelijk was. Rinkes toonde aan, dat de mononitrering van pyrrool uitgevoerd kan worden door een mengsel van azijnzuuranhydride en salpeterzuur te gebruiken. Hij verkreeg op deze wijze het toen nog niet bekende 2-nitropyrrool. Deze zelfde verbinding ontstaat bij nitreren van pyrrool-2-carbonzuur, door verdringing van de carboxylgroep; hieruit blijkt de structuur. Ook de nitrering van 2-acetylpyrrool werd bestudeerd.

Hoewel een synthese van het pyrrool-3-carbonzuur reeds door Oddo en Moschini was vermeld, werd de juistheid van deze waarneming door latere onderzoekers betwijfeld. Rinkes bereidde pyrrool-3-carbonzure aethylester door condensatie van amino-acetaal met oxalylazijnester, en afsplitsing van een COOC2H5-groep uit het verkregen condensatieproduct. Door nitrering van het 2-nitro-4-pyrroolcarbonzuur ontstond 2,4-dinitropyrrool, waarbij de COOH-groep verdrongen werd.

Rinkes heeft in verschillende van zijn verhandelingen over de substitutie in de furaan-, thiopheen- en pyrrool-ring gewezen op de regelmatigheden, welke zich bij de substitutie in deze heterocyclische vijfringen voordoen. Helaas is hij er niet aan toe gekomen een samenvattende verhandeling over dit gebied te publiceren.

Uit de lijst van publicaties blijkt, dat Rinkes ook op verschillende andere gebieden der Organische Chemie heeft gewerkt. In dit overzicht kon ik slechts enige belangrijke aspecten van het werk van deze begaafde onderzoeker vermelden.

J.P. Wibaut

Bron

* Chemisch Weekblad, deel 44, nr. 32 – 1948.


Particuliere laboratoria in Nederland**

Na de Eerste Wereldoorlog volgde omstreeks 1925 de oprichting van het “Wetenschappelijk Chemische Laboratorium Dr. I.J. Rinkes” aan de Amstelveenseweg te Amsterdam. Dr. I.J. Rinkes (1882-1948) was tot die tijd verbonden geweest aan het laboratorium van de “Chemische Fabriek A. Maschmeijer jr”, die aan de Omwal te Amsterdam synthetische reukstoffen en etherische oliën produceerde. Rinkes had enkele ontdekkingen op zijn naam staan, waaronder het succesvolle product “Muskus ambrette”, en begon nu voor zichzelf. In zijn particuliere laboratorium deed hij researchwerk voor de industrie en bereidde hij pyrolderivaten en andere organisch-chemische preparaten voor universiteitslaboratoria, waarbij de resultaten van zijn onderzoek vaak in vorm van wetenschappelijke publicaties naar buiten werden gebracht. Zijn laboratorium bestond tot zijn overlijden in 1948.

[Werkgemeenschap van Wetenschappelijke Organisaties in Nederland], Natuurwetenschappelijk onderzoek in Nederland. Een overzicht van hetgeen in de laatste vijf jaren in Nederland verricht is op het gebied der natuurwetenschappen, der medische en technische wetenschappen (Amsterdam, 1942) 84; Chemische Jaarboekje, edities 1940-1947; J.P. Wibaut, “In Memoriam Dr. I.J. Rinkes, 6 mei 1882 – 23 februari 1948”, Chemisch Weekblad 44 (1948) 453-455; A.I.A. Maschmeijer-Ooms, In memoriam A.J.H. Masch-meijer jr., 31 juli 1878 – 7 december 1936, Amsterdam, beperkte familiaire uitgave (Deventer, 1997) 48-54, met dank aan mevrouw A.I.A. Maschmeijer, Deventer.

Bron

** Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, NEHA-Jaarboek 2000; Ingrid Vledder, Ernst Homburg en Eddy Houwaart, Particuliere laboratoria in Nederland. Deel 2: Achteruitgang, consolidatie, transformatie, 1914-1950″, deel 63 (2000) 104-142.