Hillegonda Geertruida Rinkes-Rutgers

Op het arbeidsterrein van de vrouw*

Waarom zoeken zoo weinig meisjes haar werkkring in het huishouden?
De directrice van de Vrouwenarbeidsschool zegt haar meening.

Hillegonda Geertruida Rinkes-Rutgers

Wanneer ooit de scholen voor het huishoudonderwijs voor meisjes in het middelpunt der belangstelling hebben gestaan, dan zeker in onzen tijd.

Bijna elken dag immers bevatten de couranten advertenties, waarin meisjes als hulp in de huishouding of dienstbode worden gevraagd. Men is gaarne geneigd aan deze jonge dames betrekkelijk hooge loonen uit te keeren, wanneer men maar de zekerheid heeft een hulp te krijgen, die hart voor haar werk blijkt te hebben. Bovendien krijgen deze “hulpen” over het algemeen vrij veel bewegingsvrijheid en hebben zij na haar werk meestal gelegenheid om, wanneer zij dat wenschen, uit te gaan, de enkele avond waarop mevrouw zelf uitgaat, uitgezonderd.

Ondanks deze voordeelen en niettegenstaande vele campagnes, in ons land gevoerd, waaraan de dienstbodencursussen sinds eenigen tijd hun ontstaan te danken hebben, blijft er een nijpend dienstboden-tekort. De klachten over de moeilijkheid voor het huishouden een goed meisje te krijgen nemen zelfs eer toe, dan af en het zoogenaamde dienstbodenvraagstuk blijft; moeilijk en dreigend voor allen, die er mee te maken hebben.

Is het, gezien deze omstandigheden, wonder, dat vele werkgeefsters reikhalzend uitzien naar het tijdstip, waarop de scholen voor het huishoudonderwijs — voor ons in het bizonder de Vrouwenarbeidsschool aan den Diepenveenscheweg — weer een aantal leerlingen, uitgeleerd en toegerust met een flinke dosis huishoudelijke kennis, afleveren aan de maatschappij?

Dan toch kunnen de oud-leerlingen, als huishoudkundigen of als dienstboden, in practijk brengen wat zij hebben geleerd. Voor haar gaan de huizen maar al te graag open. Hoe vreemd het ook moge klinken in deze tijd van werkloosheid, op dit gebied heeft, voor werkelijk goede krachten, nog nooit het harde “wij kunnen van uw diensten geen gebruik maken”, geklonken. Integendeel, het solliciteerende meisje hoort in het gretige: “kunt u zoo gauw mogelijk in betrekking komen?” van haar toekomstige mevrouw de opluchting, dat men nu toch werkelijk een, op het oog, handig en net meisje gevonden heeft. En soms klinkt in deze woorden óók de stille angst door: “Zou ik het nu eindelijk, na al die mislukkingen, goed getroffen hebben?”

Daarom zijn dezer dagen eens naar de directrice der Vrouwenarbeidsschool gestapt om over dit onderwerp haar oordeel te vragen.

Mevrouw H.G. Rinkes-Rutgers ontving ons in haar gezellige woning in de Kerkstraat. Haar belangstelling voor ons probleem hadden wij — hoe kan het ook anders wanneer men aan het hoofd van zooveel toekomstige huisvrouwtjes staat — onmiddelijk getrokken en met geestdrift vertelde zij ons van het werk van haar school en het vele, dat daarmede in nauw verband staat.

Alleen — op de vraag waarom het moderne meisjes “engros” zoo weinig voor het huishouden en de betrekking van dienstbode voelt moest ook de directrice het antwoord schuldig blijven.

En wij vroegen ons af, of het dan werkelijk alleen een kwestie van “zelfrespect” is, zooals vaak wordt beweerd, waarom sommige meisjes tegenwoordig bijvoorbeeld liever winkeljuffrouw dan dienstbode worden, of zij, geheel ten onrechte natuurlijk, iets minderwaardigs zien in dit bij uitstek vrouwelijke beroep, waarmee in vroeger jaren toch zooveel vrouwen haar arbeid in de maatschappij aanvingen.

In ieder geval is het een feit, dat toen van een tekort aan werkkrachten op dit gebied geen sprake was, zooals tegenwoordig.

“Maar over huisvrouwtjes gesproken, hoeveel leerlingen telt de Vrouwenarbeidsschool op het oogenblik?”

De dagschool heeft 414 leerlingen; op de opleiding voor huishoudkundige welke, zooals bekend is, uitsluitend bestemd is voor de meisjes, die een H.B.S.-, U.L.O.-, Gymnasium-, of soortgelijk diploma bezitten, gaan 35 leerlingen. Onze cursus-leerlingen, dames en meisjes, die alleen een cursus volgen in een bepaald vak, zijn ongeveer 120 in getal, buiten die van den kookcursus, waarvoor de leerlingen nog opgeroepen moeten worden.

Een respectabel aantal, vinden wij. “Toe, vertelt u ons eens iets over uw werk en uw ondervindingen. U is immers reeds lang directrice?”

Van 1925 af. Voordien heb ik eerst een opleiding voor huishoudkundige gevolgd aan de Industrie- en Huishoudschool te Amersfoort. Daar die inrichting tevens een opleidingsschool was, kon ik meteen verder gaan voor leerares in koken en voedingsleer. In deze vakken ben ik toen korten tijd leerares geweest aan de Gooische Huishoudschool te Hilversum, waarna ik directrice te Deventer werd.

Mijn ondervindingen? Ja, dat zijn er heel wat. Maar laat ik eerst van den “ontwikkelingsgang” van onze school vertellen.

Reeds sedert 1905 draagt zij den naam Vrouwenarbeidsschool. Voordien stond zij, als ik mij niet vergis, bekend als “De naai- en breischool.” Deze inrichting bestond al jaren. Aanvankelijk werden er eerst alleen naaicursussen gegeven, dat blijkt trouwens reeds uit den naam. Toen er kookcursussen aan de lessen toegevoegd werden, is juffrouw Boetje tot directrice benoemd. Zij was mijn eenige voorgangster.

Duurde onze z.g. primaire opleiding eerst drie jaren, nu is dit veranderd. Sinds 1933 is zij twee-jarig geworden. Ik vind dat vreeselijk jammer. De kinderen zijn, na deze twee-jarigen huishoudschooltijd nog te jong om dan reeds als volleerd het leven in te gaan.

Ter aanvulling hebben wij dan ook de vakklassen voor hulp in de huishouding en opleiding tot huisnaaister. Na de primaire opleiding mogen de meisjes keizen welken kant zij uit willen. Dit zijn de vakopleidingen voor een beroep.

Wij hebben echter ook vele leerlingen, die in dezelfde week, waarin zij veertien jaar worden, van school worden gehaald, om maar zoo gauw mogelijk mee te kunnen verdienen, op een fabriek of zoo. Dat spijt ons altijd geweldig.

Het is zoowel voor de meisjes als voor de leeraressen, heusch niet prettig, wanneer aan den omgang met elkander zoo op-eens een einde komt.

Hillegonda Geertruida Rinkes-Rutgers

Dan hebben wij nog onze meisjes, die voor huishoudkundige leeren en natuurlijk enkele jaren ouder dan de dagschoolleerlingen zijn.

“Zijn de jongedames van die opleiding er zeker van dat zij na haar schooltijd een goede “baan” kunnen krijgen?”

In de meeste gevallen wel. Velen van onze oud-leerlingen zijn — bijvoorbeeld — als leerares aan het huishoudonderwijs verbonden. Eén meisje staat nu aan het hoofd van de huishouding in een ziekenhuis en onder de verpleegsters zijn er, ik zou haast zeggen, talloozen, die de huishoudkundige opleiding hebben gevolgd. Mijns inziens, en dit is ook het standpunt van velen uit de ziekenhuiswereld, is ze hier ook werkelijk ideaal voor.

“Houdt u altijd contact met uw oudleerlingen?”

Dikwijls. Aan het einde van den studie-tijd vraag ik mijn meisjes of ze mij eens willen schrijven hoe het met het werk, dat ze gevonden hebben, gaat en waaruit die werkzaamheden bestaan. Gelukkig zijn er altijd veel, die aan mijn verzoek gevolg geven. Ook help ik ze wel aan werk.

“Bent u daartoe dan in staat?”, vragen we nieuwsgierig? “Ons dunkt, iemand die je aan een baan helpt, mag je wel hoog in eere houden tegenwoordig.”

Mevrouw Rinkes lachte. Mij valt dit toch niet moeilijk. Alleen in de afgeloopen vacantie kreeg ik al meer dan vijftig verzoeken om inlichtingen over mijn meisjes, allemaal afkomstig van dames, die gebrek hadden aan goed personeel. Verder krijg ik, “tusschen de bedrijven door”, ook nog vaak brieven of telefoontjes, of ik geen geschikt meisje weet, bijvoorbeeld bij kinderen, als tweede meisje, of als hulp voor de vrouw des huizes. Den meesten vraagsters geef ik echter den raad, een advertentie te plaatsen of inlichtingen te vragen aan de Arbeidsbeurs. Tusschen deze instelling en de school bestaat dan ook, wat de meisjes betreft, een geregelde samenwerking.

“Waarom zoeken, naar uw meening, zooveel meisjes werk op een kantoor in plaats van in een huishouding? Is dat onder den invloed van de intensieve reclame, die doorloopend door de instituten voor kantooropleiding wordt gemaakt? De scholen voor het huishoudonderwijs roeren nooit de groote trom.”

Ik denk niet, dat het alleen aan de reclame ligt, hoewel die natuurlijk van niet te onderschatten invloed is. Mijns inziens schrikken echter vele meisjes er voor terug na haar schooltijd op een H.B.S., een school voor U.L.O. enz., nog weer eens twee jaren in een klas te moeten doorbrengen, voor zij het “volle leven” kunnen ingaan en zelf kunnen verdienen. De drang naar zelfstandigheid uit zich in onzen tijd al heel vroeg. De dames uit den gegoeden stand, die het ontwikkelde jonge meisje de bestiering van haar huishouding of de verzorging van haar kinderen toevertrouwen, eischen bijna altijd, behalve het schooldiploma, het diploma van een huishoudschool. Voor een gewone kantoorbetrekking hebben de meisjes echter over het algemeen op school voldoende kennis vergaard. Halen zij bovendien een diploma voor steno en voor typen, waar maar enkele maanden mee gemoeid zijn, dan komen zij al een heel eind. Voor andere diploma’s, handelscorrespondentie bijvoorbeeld, kunnen zij gemakkelijk in de vrije avonduren werken. Het feit, dat zij deze lessen met het eigen verdiende geld kunnen bekostigen en dan ook voor haar kleeren en “uitgangetjes” niet meer de hand bij vader en moeder behoeven te houden, is voor menig meisjes van veel beteekenis. Zij zijn, in zekere mate, zelfstandig en onafhankelijk, maar dat het ook in de veel-begeerde kantooromgeving niet alles goud is wat blinkt, ondervinden zij gauw genoeg in de practijk. Veel van deze jongedames — uitzonderingen daargelaten — zullen dan ook, na enkele jaren deze “drogen” arbeid gedaan te hebben, wel eens spijt hebben, dat zij niet toch maar de huishoudschool hebben gekozen.

Het huishouden biedt immers veel meer afwisseling, onverschillig of je het bij moeder thuis of bij anderen doet. Is het bovendien niet de bestemming en de roeping van de vrouw?

Hillegonda Geertruida Rinkes-Rutgers

“En de jongere meisjes van de dagschool. Gaan die direct in een dienst, wanneer zij na de primaire opleiding de school verlaten?”

Sommigen. Er zijn er ook, die nog een poosje bij moeder thuis blijven. Deze kinderen zijn ook meestal nog wat te jong voor een z.g. vollen dagdienst. In verband met haar jeugdigen leeftijd hebben zij bovendien heel weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Maar…. de fabrieken moet u niet uitschakelen. Heeft u wel eens gezien, hoeveel meisjes — ook ouderen — daar werkzaam zijn?

“Te veel eigenlijk. Waarom neemt men daar niet uitsluitend de jongemannen voor, die nu werkloos moeten rondslenteren.”

Juist! Dat is ook mijn meening. Maar, hoe absoluut verkeerd dit alles o.i. ook is, toch moet er met dezen werkkring, dien de vrouw zich gekozen heeft, ter dege rekening gehouden worden. Hij is er en het zal, meent mevrouw Rinkes, zeer lang duren, voor de vrouw zich vrijwillig hieruit terugtrekt en haar eigenlijke roeping weder zal verstaan.

Dan gaat het gesprek over op de cursussen, welke meest ’s avonds gegeven worden, zooals de dames- of dienstbodencursussen voor de fijne keuken; de lessen voor waschbehandeling, naaien en knippen, koken, enz.

“Geeft u zelf ook les?”

Ja. Op school geven wij ook gratis lessen voor vrouwen van werkloozen in naaien en koken. Deze laatste lessen geef ik. Iederen vrouw, die voor deze cursussen in aanmerking wenscht te komen, kan zich ten allen tijde bij mij opgeven. De belangstelling ervoor is zeer groot. Dit najaar waren er zelfs zoo veel aanvragen, dat wij nu al vrouwen voor de volgende cursussen op de lijst hebben staan. Van den geest van saamhoorigheid, die deze vrouwen bindt en van de vele voorbeelden, waaruit blijkt, hoezeer de lessen door haar op prijs gesteld worden, zouden aardige staaltjes te vertellen zijn.

“Wat leert u alzoo op de kookles?”

Meest eenvoudige kost, zooals b.v. bruine boonen, of een krachtige soep op een aparte manier klaar te maken. De vrouwen, die door geldgebrek in haar eten weinig afwisseling kunnen brengen, leeren dan de kunst, de gerechten op meer dan één wijze op te dienen. Soms komt wel eens een van de cursisten bij me en vraagt vertrouwelijk: “Mevrouw, mijn Jantje ziet zoo bleek en melk kan ik er maar niet in krijgen. Weet u niet iets voor hem, dat voedzaam en niet duur is?” Dan beraadslagen wij eensgezind wat wij voor den bleekneus kunnen klaar maken, dat hij lekker vindt en dat bovenal gezond is en goedkoop. Wanneer onze kleine samenzwering gelukt en een dankbare moeder mij later met stralende oogen komt vertellen, dat haar kind de laatste weken werkelijk meer kleur krijgt en zelfs een paar ons — of pond — is aangekomen, weet ik echt niet wie er meer voldoening heeft, de moeder of haar directrice.

Zoo zou ik kunnen doorgaan, aldus mevrouw Rinkes, en u kunnen vertellen over de mooie ervaringen, welke ook de leeraressen bij de naaicursussen met deze vrouwen opdoen. Zooals u wellicht weet, wordt op deze lessen geleerd hoe de “leerlingen” van oud, nieuw kunnen maken. Meestal brengen zij zelf oude kleeren hiervoor mee, maar wanneer dames met haar uit de mode geraakte kleeren soms geen weg weten, houdt onze school zich aanbevolen!

“Heeft u veel leerlingen uit de buitengemeenten?”

Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. “Van de dagschoolleerlingen is zeker een vierde gedeelte uit de kleine plaatsen rondom Deventer afkomstig.”

Wij hooren voorts nog het een en ander van de tallooze beslommeringen, die de zeer uitgebreide administratie met zich mee brengt, “maar waarbij ik gelukkig”, aldus mevrouw Rinkes, “door een bekwame kracht terzijde word gestaan.”

Tenslotte — wij hebben reeds àl veel tijd van mevrouw Rinkes in beslag genomen — besluiten wij onze informaties met de vraag: “Wat vinden u, en de andere leerkrachten nu wel het prettigste van dezen arbeid onder de vrouwelijke jeugd?”

“Het prettigste vinden wij ongetwijfeld, dat wij onze meisjes, uit welken kring ze ook komen, een voorbereiding mogen geven voor de gezinstaak, die haar wacht, hetzij als huisvrouw in het eigen gezin, of in het familieleven van anderen. Hierdoor staan wij midden in het rijke, maar ook moeilijke leven. Nogmaals: onze leerlingen hierop te kunnen voorbereiden, vinden de leeraressen en haar directrice wel het mooiste van de taak, die zij zich gekozen hebben.”

Hillegonda Geertruida Rinkes-Rutgers

Bron

* Krantenartikel 22 oktober 1938.